U bent hier:

Materialen

rijndekkingLeien zijn een natuurprodukt. Als dakbedekking werden leien het eerst toegepast in de streken waar leisteen werd aangetroffen. Vroeger kwamen leien in Nederland alleen maar voor op hele belangrijke gebouwen. Tegenwoordig zijn er heel wat monumenten anders dan kerken, kastelen of raadhuizen met een leibedekking. Leien waren voornamelijk afkomstig uit ons omringende landen als Frankrijk, België en Duitsland. Heden ten dage is het aanbod van landen waar leien vandaan komen heel wat groter. De kwaliteit van de leien loopt nogal uiteen en is zeer moeilijk te bepalen. Het is goed om zich bij de keuze van nieuwe leien uitvoerig te laten voorlichten.

Indien gewenst kan van elke partij leien een keuringsrapport met herkomstcertificaat worden geleverd. Zo’n rapport levert gegevens over de samenstelling van de lei en hoe lang deze lei het naar verwachting in een bepaald klimaat zal uithouden. Uit de praktijk blijkt dat er redenen genoeg zijn om zo’n keuringsrapport ook te verlangen en niet alleen af te gaan op hoe een lei er uitziet. Naar vorm kunnen leien worden ingedeeld in rechthoekige en schubvormige leien.

Indien gewenst kan van elke partij leien een keuringsrapport met herkomstcertificaat worden geleverd. Zo’n rapport levert gegevens over de samenstelling van de lei en hoe lang deze lei het naar verwachting in een bepaald klimaat zal uithouden. Uit de praktijk blijkt dat er redenen genoeg zijn om zo’n keuringsrapport ook te verlangen en niet alleen af te gaan op hoe een lei er uitziet. Naar vorm kunnen leien worden ingedeeld in rechthoekige en schubvormige leien.

maasdekkingEen dak gedekt met rechthoekige leien staat bekend als Maasdekking. Deze leien komen uit Frankrijk en België en werden aangevoerd via de Maas. Een dak bedekt met schubvormige leien staat bekend als Rijndekking. Deze leien komen uit Duitsland. Het verschil zit in de structuur van de oorspronkelijke leisteen. Die uit Frankrijk en België leende zich beter om er rechthoekige leien van te maken. Al komen de leien nu niet meer via de genoemde rivieren, nog steeds spreken we van een Rijn- of een Maasdekking. De twee hoofdvormen zijn door de eeuwen heen nagenoeg onveranderd gebleven. Toch is er een behoorlijk variatie in aanzicht door de manier van dekken. De schubvormige leien zijn vaak in Oudduitse dekking aangebracht, wat een zeer levendig beeld geeft. De leidekker begon onder aan het dakvlak met de grootste leien om boven aan te eindigen met de kleinste. Dit had ook een praktische reden: zo hoefden de grootste en zwaarste leien niet zo ver de hoogte in te worden gesjouwd en zo konden ook de kleine stukken lei worden gebruikt. Tenslotte was een leidekking niet goedkoop.

rijndekkingRechthoekige leien konden aan de onderzijde in een bepaalde ronde of puntige vorm worden gehakt en in Maasdekking worden gelegd. Voor het aanbrengen van leien is dakbeschot noodzakelijk. Leien hebben geen nokjes, maar zijn altijd vastgezet met spijkers of, zoals bij Maasdekking gebruikelijk is, door middel van haakjes.

Gereedschappen

Leidekkershamer

Hamer (400-800gr) die door de leidekker gebruikt wordt bij het dekken of herstellen van een leiendak. Het is een samengesteld werktuig dat aan é én zijde een puntig einde heeft – waarmee gaten voor de spijkers in de leien worden geslagen – en aan de andere zijde een hamereinde waarmee de leinagels in het hout worden geslagen. In het midden, tussen de twee uiteinden, kan er een peervormige uitsnijding aanwezig zijn waarmee nagels kunnen uitgetrokken worden. Een andere mogelijkheid is dat er aan de bovenzijde een uitsprong met een V-vormige uitsnijding is. Tussen het werkend deel en de hamersteel is er – aan é én of beide zijden – een scherpe zijde waarmee de leien op maat gekapt worden. Dat gebeurt met behulp van een leidekkersbrug.

Leidekkersbrug

Werktuig om leien op maat te kappen. Het heeft aan de bovenzijde een scherpe rechte kant en aan de onderzijde een scherpe punt die in het dakbeschot kan worden geslagen. De lei wordt op de scherpe bovenzijde gelegd en met de leidekkershamer afgekapt.

Er bestaan verschillende modellen: rond, driehoekig, rechthoekig, recht, gebogen. De rechte modellen zijn volledig van metaal en hebben geen handvat terwijl de driehoekige modellen een houten handvat hebben.

Smetlijn

Met roet, houtskool of kleurstof ingewreven touw waarmee een rechte lijn afgetekend wordt. De lijn wordt in een potje gestoken waar de kleurstof met water gemengd werd. Ze wordt door twee vaklui gespannen op de te beslagen of te zagen stam of balk, op de sporen van een dak enz., vervolgens in het midden opgelicht en losgelaten. Door de slag spat de kleurstof van het touw af en wordt een lijn afgetekend (1). De Japanse smetlijn is opgerold op een in een houten potje geplaatste spoel. In het potje ligt een spons of iets dergelijks met kleurstof. Bij het afrollen glijdt de lijn over de spons en wordt ze automatisch met kleurstof ingewreven.

Rooihaak

De rooihaak dient om de spijkers uit te trekken die de leien op een dak houden. Het is een metalen blad van ca. 30-50 bij 4-5 centimeter met zijdelingse naar achter gerichte inkepingen, waarvan een uiteinde loodrecht gebogen is. Aan dat uiteinde is een metalen handvat gesmeed dat in een haak eindigt(1). De leidekker duwt het blad onder de gebroken lei, vat de nagel in een inkeping en trekt het werktuig naar zich toe; soms slaat hij met zijn hamer op het haaks gebogen gedeelte. [MOT]

1) De rooihaak dient onderscheiden te worden van het voegzwaard waarmee mortel tussen grote blokken steen geduwd kan worden. Het blad van dat werktuig is dunner, de inkepingen zijn naar voren gericht en het handvat eindigt niet in een haak.

Leidekkersschaar

In plaats van met een leidekkershamer en leidekkersbrug kunnen leien ook op maat gemaakt worden met een leidekkerschaar. Dit is een schaar met een vlakke benedenkaak die schuin naar beneden loopt en waarin zich een rechthoekige uitsparing bevindt waarin de bovenkaak past. De lei wordt op de benedenkaak gelegd en met de schaar dicht te knijpen wordt er een stukje van de lei afgeknipt. Zo kan men telkens verder knippen langs dezelfde lijn om een volledig stuk van de lei te verwijderen. Vaak is er op é én van de armen een uitsteeksel aanwezig dat vermijdt dat de hand naar voren schuift bij het knippen.

Er bestaan ook vaste modellen met een scherp uitsteeksel dat men in het dakbeschot kan slaan.

Trotseerloodjes

Trotseerloodjes of loodplaatjes zijn een typisch Noord-Nederlands verschijnsel. Bij het maken van (vooral met leien bedekte) daken werden vroeger geen kopse pannen gebruikt op de randen, maar werd de rand afgedekt met een loodflap. Deze loodflap moest natuurlijk verankerd worden d.m.v. vastspijkeren. Het nadeel is echter dat bij het vastspijkeren een gat in het lood onstaat waardoor water naar binnen kan sijpelen. Daarbij komt dat de vroegere spijkers van ijzer waren, dat na verloop van tijd wegroest. Om dit inregenen en verroesten te voorkomen werd vroeger (en ook tegenwoordig nog wel bij restauraties) in Noord-Nederland elke spijker afgeschermd m.b.v. een zogenaamd trotseerloodje. Dit loodje wordt boven het spijkergat over de spijker gesoldeerd en heeft dus een vergelijkbare werking als een dakpan. Ook komen trotseerloodjes voor op zijkanten van dakkapellen en op vele plaatsen waar lood of zink met spijkers vastgezet werd. De trotseerloodjes werden in vroeger tijden gebruikt als een soort visitekaartje van de loodgieter door plaatjes te gieten voorzien van zijn naam of initialen. Vanaf welk moment loodgieters en leiendekkers deze techniek zijn gaan gebruiken is niet bekend. De oudst bekende trotseerloodjes dateren uit het eind van de 16e eeuw. Daarvoor zullen zeer waarschijnlijk ook loodjes zijn toegepast maar hiervan is niets meer bewaard gebleven. Tot begin deze eeuw werden alle oude loodjes bij restauratie gewoon omgesmolten als oud lood.

Hoe zien trotseerloodjes er uit?

Over het algemeen zijn trotseerloodjes schildvormige stukjes lood met een afmeting van circa 5 tot 7 centimeter breed en 5 tot 10 centimeter lang. De bovenkant is altijd recht om vast te solderen boven het spijkergat. De voorkant is meestal voorzien van de naam of initialen van de loodgieter; vaak wordt ook een jaartal aangebracht. Verder worden er vaak loodgietersgereedschappen op afgebeeld: erg algemeen zijn de soldeerbouten in verschillende vormen en maten, alsmede leihamers (vaak werd het loodgieten en het leidekken door dezelfde persoon gedaan) en waterpompen (ook waterpompen waren vroeger een produkt van de loodgieter).

Haarlem

In een aantal grote steden zoals Amsterdam en Utrecht zijn weinig dakloodjes gevonden. Haarlem is daarbij een zeer duidelijke uitzondering. Een verklaring komt enerzijds voort uit de oude gilde-regels waarbij het verkoop van oud lood enkel toegestaan was aan de loodgieters, waardoor het roven van oud lood waarschijnlijk beperkt is. Anderzijds is er de toren van de oude St. Bavo-kerk. Deze toren is uitgevoerd in hout en geheel met lood omkleed. Tijdens de restauratie in de 60-er jaren toen de toren geheel van nieuw lood werd voorzien, zijn honderden loodjes aangetroffen uit eind 17de eeuw tot en met deze eeuw. Als bepalend kenmerk van Haarlemse loodjes zijn de veelsoortige vormen en variaties in de opdruk te noemen. Het gebruik van de waterpomp met initialen in de vergaarbak, waarboven een datum, is uitsluitend kenmerkend voor de eerste helft van de 18de eeuw, zoals het loodje dat hiernaast is afgebeeld. In de periode tussen 1760 en 1850 zijn er praktisch enkel loodjes gevonden van de familie Keün, die gedurende drie generaties op de Haarlemse daken heeft gewerkt. Een groot deel van deze tekst is afkomstig uit het boekwerkje ‘Meestertekens op het dak’ van Dhr. P.P. Steijn.

 

 

Alle afbeeldingen zijn copyright © Het MOT Grimbergen,

http://www.mot.be/nl/praktisch/inlichtingen.

  • Leidekkershamerleidekkershamer
  • LeidekkersbrugLeidekkersbrug
  • Kapijzerkapijzer
  • SmetlijnSmetlijn
  • RooihaakRooihaak
  • LeidekkersschaarLeidekkersschaar
  • TrotseerloodjeTrotseerloodje